mardi 20 juin 2017

Doen of maken. Faire


Maken et doen signifient tout deux faire en français, mais s' emploient chacun dans un sens différent.

Maken

Realiser, fabriquer, créer.
Ik heb een tekening gemaakt. 
Il heb een afspraak gemaakt.

Créer un état
Je maakt mijn gelukkig. 
De vuilbak leeg maken. 
Het maakt mij ongelukkig.
Iemand wakker maken.

Réparer.
De stoel is kapot. Kan jij ze maken?

Divers 
Je maakt veel lawaai
We maken ruzie.
Het maakt geen verschil. 
Ik maak mijn zorgen. 
Een fout maken.
Een wandeling maken


Doen

Entreprendre, être occupé sans être précis
Wat gaat je doen? Wat ben je aan het doen? Wat doe je?

De venster open doen. 
Ik doe mijn job. 
Ik doe de afwas
Ik doe de boodschappen.

Causes et effets
Het doet deugt je terug te zien.
Het doet pijn dat te horen. 
Jou woorden doen mij pijn. 
Jij doet me lachen.

Un comportement
Hij doet raar.
Doen alsof. 
Hij doet afstandelijk

Mettre dans
Water in de wijn doen. 
Melk of suiker in de koffie doen.

Quand on répète
Heb je de stoel gemaakt. Nee, ik moet het nog doen.



Maken est souvent accompagné d' un sujet: eten,tekening, rok, wandeling, fietstocht
Doen est le plus souvent accompagné d' une action: koken, tekenen, naaien, stappen, fietsen


A une question avec maken on répond uniquement par maken ou son sous-entendu
Wat ben je aan het maken? Ik maak een jurk. Een tekening,

A une questtion avec doen on répond par doen ou par une action, mais aussi si on veut être plus précis par maken
Wat ben je aan het doen? Ik doe het afwas.Ik ben aan het naaien.
Mais aussi Ik maak een jurk.


Het eten maken. Het afwas doen.




Buitenbeentjes.
Een suggestie doen.


Ik doe er een uur over met de fiets, om naar huis te rijden= Je met une heure à vélo pour rentrer à la maison


Ze doet mij denken aan mijn zus= Elle me rappelle/ me fait penser à ma soeur
Ze doet mij denken dat ik nog boodschappen moet doen= Elle me rappelle/ me fait penser que je dois encore faire des courses


Het doet er niet toe= Cela n' a pas d'importance, cela ne change rien


Het maakt niet uit= Peu importe


Het maakt geen verschil= Cela ne fait pas de différence


Jij maakt het verschil= Tu fait la différence


Het maken in het leven = succes hebben

Maak dat je weg bent= dégage, part



Aucun commentaire:

Enregistrer un commentaire

Pour qui, comment?

Ces leçons ne sont pas données par un enseignant. Et ne sont donc pas adaptées pour des élèves. Elles s' adressent à des adultes qui veulent apprendre a parler le néerlandais, dans une conversation courante. Très peu de termes grammaticaux sont employés, car pour parler on n'a pas le temps de s'en servir. Les phrases sont découpées en blocs et il est expliqué comment les placer dans la phrase.
Comme ce site est oral, il viendra avec chaque texte une version parlée dans un film. Faire démarrer le film est suffisant car il y est seulement repris ce qui est déjà écrit dans l'article correspondant.