Chance= kans ou geluk.
Ik heb een kans op twee om te winnen.= J'ai une chance sur deux de gagner.
Je maakt geen kans om te winnen.= Tu n'as aucune chance de gagner.
Je krijgt een tweede kans.= Tu reçois une deuxième chance.
De ziekte krijgt geen kans.= La maladie n' a aucune chance.
Geef mij een kans= Donne moi une chance
Ik heb geluk gehad.= J'ai eu de la chance.
Sommige mensen hebben dat geluk niet= Certaines personnes n' ont pas cette chance
Een geluk dat je er bent.= Un chance que tu es là.
Met een beetje geluk zullen we er raken.= Avec un peu de chance on y arrivera.
Ik heb geen geluk in het leven.= Je n'ai pas de chance dans la vie
Beginners geluk= La chance du débutant.
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire