En néérlandais il est courant de donner sa position ou de la position d' un objet , même lors d'une action.
Il est normal de dire We zitten te praten in de bibliotheek en place We praten in de bibliotheek ( si on est assis. Si on est debout c'est We staan te praten in de bibliotheek
We
zitten te praten in de bib ( assis)
We
zitten te eten
We
zitten aan tafel
We
liggen te praten in een ligstoel aan zee (on est couché et on parle)
De
romeinen lagen te eten
Ik lig in de canapé met een boek. Ik lig in de canapé een boek te lezen
We
liggen in bed met de griep
De pralines liggen op tafel.
De pralines liggen op tafel.
Het
ligt er duimdik bovenop = het is overduidelijk
We
staan te praten aan de bushalte (on est debout et on parle)
We
staan in de rij ( nous sommes dans la file se dit nous sommes debout dans la file)
Het
staat in de sterren geschreven
Het
staat op mijn lijst
We
lopen te praten in het bos. ( nous parlons en marchant dans les bois)
De
boeken staan in de rekken. (droit dans les rayons)
De
boeken liggen aan de receptie (couché sur le bureau de la reception)
Quand l'objet se trouve dans un petit espace (sac, boite) et qu'on ne connait pas sa position on emploie zitten
De
boeken zitten in de boekentas. .
De
pralines zitten in de doos.
Hij
zit in de gevangenis
Ik
zit met een probleem
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire