Vriezen= Geler. Het gaat vannacht vriezen= Il va geler cette nuit= Ik ben bevroren= Je suis gelé(e)
Koud= Froid Ik heb het koud= J'ai froid. Het is hier koud= Il fait froid ici. Een koude wind= Un vent froid
Donker= Sombre In de winter is het vroeg donker= En hiver il fait vite noir (sombre)
Ijzel= verglas Ijzel vorming= Formation de verglas
Rijm= givre Rijm- en ijzelplekken= plaques de givres ou de verglas
Glad= Glissant Opgelet, de stoep is glad. Attention, le trottoir est glissant
Sneeuw= Neige Smeltende sneeuw= Neige fondante Wij verwachten sneeuw in de Ardennen, smeltende sneeuw in het centrum van het land en regen aan de kust= Nous prévoions de la neige dans les Ardennes, de la neige fondante au centre du pays et de la pluie à la côte.
Ijs= Glace Er lig een dun laag ijs op de vijver. Il y a une fine couche de glace sur la mare
Storm= Tempête Ze geven, vandaag, storm op zee.. Il donne tempête en mer, aujourd'hui
Nevel= Brume Lichte nevel= Brume légère
Mist= Brouillard Na het optrekken van de ochtend mist. Après la dissipation du brouillard matinal
Mistbank= Banc de brouiillard Vorming van mistbanken in de buurt van vochtige plaatsen= Formation de bancs de brouillard au alentours d' endroits humides
Aanvriezende mist= Brouillard givrant Opgelet, vannacht kans op aanvriezende mist= Attention, cette nuit possibilité de brouillard givrant
Winterbanden= Pneux d' hiver Winterbanden hebben een betere grip op sneeuw en ijs dan gewone banden. Les pneux d' hiver on une meuilleure adhérence sur la neige et la glace que les pneux normaux Winteruur= Heure d'hiver We schakelen over naar het winteruur in de laatste week-end van oktober= Nous passons à l' heure d'hiver , le dernier week-end d'octobre
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire