Calculer. Rekenen

Gelijk= Egal

Plus= Plus Een plus een is gelijk aan twee= Un plus un égal à deux 

Min= moins Zes min vijf is gelijk aan een= Six moins cinq est égal à un

Vermenigvuldigen= Multiplier Vermenigvuldig zes met twee= Multipliez six par deux Tien vermenigvuldigt met 4 is gelijk aan veertig

Maal= Fois  Zes maal twee is gelijk aan twaalf= Six fois deux est égal à douze

Delen= Diviser Twaalf gedeeld door twee is gelijk aan zes= Douze divisé par deux est égal à six. Deel twaalf per twee=Divisez douze par deux

Gedeeld= Divisé Twaalf gedeeld door twee is gelijk aan zes= Douze divisez par deux est égal à six

Een breuk= Une fraction

DE maaltafel= La table de multiplication De tafel van 4= La table de 4

De vierkantswortel= La racine carrée

Het kwadraat= Le carré