La première règle est qu'un singulier affirmatif avec een devient geen
Ik heb een wagen. Ik heb geen wagen
Ik heb vijf kinderen. Ik heb geen kinderen ( parce que le singulier serait Ik heb een kind)
Ik wil een kind. Il wil geen kinderen
Geen aussi
Avec un chiffre : Ik heb geen twintig euros
Avec un sport: Ik speel geen voetbal
Avec un nombre indéfini: Ik drink geen cola
Avec une langue: Ik spreek geen frans
Geen avec hebben suivit d'un sentiment , sensation
Ik heb geen honger. Ik heb geen schrik. Ik heb geen gevoelens. Ik heb geen zin.
Ik heb geen honger. Ik heb geen schrik. Ik heb geen gevoelens. Ik heb geen zin.
Mais
Ik heb niet geslapen. Ik heb niet gedronken. Ne sont pas ses sentiments
Niet est souvent employé dans une phrase avec zijn
Ik ben niet bang. Ik ben niet onder de indruk.Ik ben niet gekomen. Ik ben niet gaan fietsen.
Ik ben niet afwezig
Niet est souvent employé dans une phrase avec zijn
Ik ben niet bang. Ik ben niet onder de indruk.Ik ben niet gekomen. Ik ben niet gaan fietsen.
Ik ben niet afwezig
Mais
Ik ben geen dief. . La première règle prime Ik ben geen dief est la négation de Ik ben een dief
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire